HOME

BIJBELSTUDIE

DE SOEVEREINITEIT VAN GOD

Andrew Wommack

God is soeverein in die zin dat Hij almachtig is en onafhankelijk van wie en wat dan ook. Maar Hij heeft Zijn soevereiniteit ingeperkt tot Zijn Woord. Wat Hij ook zegt in Zijn Woord is Zijn wil. Als iemand gelooft dat God soeverein is in die zin, dat Hij alles in zijn leven toestaat, geeft zo iemand zichzelf over aan de werken van de duivel, omdat zij hem niet weerstaan. Leer hier wat de soevereiniteit van God werkelijk is, en welke rol wij zelf hebben in het volvoeren van Zijn wil hier op aarde.

Prijs de Heer. Vandaag wil ik met u iets delen over de soevereiniteit van God en hoe dat van toepassing is op ons leven. Veel mensen hebben wel van dit begrip gehoord. God is soeverein. Maar meestal wordt niet echt begrepen wat het betekent en het wordt zeer zeker niet toegepast op een manier die volgens mij Schriftuurlijk verantwoord is.

Op de eerste plaats betekent het begrip ‘soeverein' gewoon onafhankelijk. Dat is de letterlijke definitie vanuit het woordenboek. Bijvoorbeeld: de VS is ‘soeverein', het is een ‘soevereine' staat. Dat wil zeggen: ze is onafhankelijk van enig ander land. Ze neemt geen bevelen aan van een ander land, het draagt geen belastingen af, het is geen kolonie, ze is onafhankelijk en maakt haar eigen wetten en is op zichzelf. Het is een land dat over zichzelf beschikt en beslist.

Het woord ‘soeverein' wordt ook vaak gebruikt voor een monarch, een alleenheerser zoals een koning of koningin die absoluut dictatoriaal gezag heeft over een gebied. Ze zijn soeverein, in die zin dat ze onafhankelijk zijn. Ze hebben geen parlement of congres, of iets soortgelijks, waaraan zij verantwoording zijn verschuldigd; ze zijn volkomen onafhankelijk. Ze maken de wetten, ze veranderen de wetten, ze kunnen doen wat ze maar willen.

Dat is dus wat het woord ‘soeverein' of ‘soevereiniteit' letterlijk betekent. Als we het op God toepassen, dan betekent het dat God de allerhoogste Regeerder is. Hij is almachtig en alvermogend. Er bestaat helemaal geen God bóven God en daarom is Hij soeverein. Niemand kan Hem zeggen wat Hij moet doen, niemand kan voor Hem besluiten nemen. Hij is degene die de regels bepaalt.

Daar kan denk ik iedereen mee instemmen. Maar als het neerkomt op het toepassen van dit onderwijs over de soevereiniteit van God, dan zijn er heel veel verkeerde toepassingen van wat dit betekent. Eén van de eersten hiervan is, dat mensen zeggen: ‘God is zó soeverein dat u gewoon niet kunt weten wat Hij zal gaan doen.' Ze zeggen dat u niet kunt weten wat God gaat doen, omdat Hij aan geen mens verantwoording verschuldigd is. God hoeft helemaal niets te doen vanwege de een of de ander, en daarom kun u het nooit weten.

Dit heeft er toe geleid, dat heel veel mensen gebeden bidden in de trant van: ‘Heer, indien het Uw wil is.' En ik heb met heel veel mensen gesproken, en ik heb heel veel brieven van mensen gelezen, waarin mensen bang zijn om vrijmoedig uit te spreken: ‘Ik weet dat ik zal genezen, ik weet dat het Gods wil is dat ik genees en dat God in mijn nood zal voorzien en ik weet dat God dit zal doen.'

Veel mensen denken dat dit aanmatigend is. Zij denken, hoe kunnen zij deze eis aan God stellen, en zeker weten wat Hij gaat doen? Want God is soeverein en kan dus doen wat Hij maar wil doen. Maar dat is een verkeerde toepassing van wat soevereiniteit is. Want het is waar, níemand kan God ook maar iets laten doen, máár, en dat is wat de meeste mensen gemist hebben. God heeft Zichzélf bepaalde dingen laten doen. God heeft grenzen gesteld aan Zijn eigen soevereiniteit. Hij heeft er zelf beperkingen aan gesteld, en dat heeft Hij gedaan door middel van Zijn Woord.

In Psalm 138 vers 2 zegt de Schrift (King James Version): ‘ For thou hast magnified thy word above all thy name. (want Gij hebt vanwege Uw gansen Naam Uw woord groot gemaakt.' Statenvertaling) God heeft Zijn Woord verhoogd, boven al Zijn naam. De naam van Jezus is een krachtige naam. Iedere knie zal buigen en iedere tong zal belijden dat Jezus Heer is, maar het Woord van God is verhoogd, zelfs bóven die naam.

Dat is nogal kras. Ook Jezus zei dat hemel en aarde zullen vergaan, maar Zijn Woord zal nóóit voorbijgaan, zelfs geen jota of tittel. Zó onwankelbaar en vast is Gods Woord.

En aan het Woord van God heeft de Heer Zijn eigen soevereiniteit gebonden. In Psalm 89 vers 35 staat: ‘ Mijn Verbond zal Ik niet ontwijden, noch veranderen wat over mijn lippen gekomen is.'

Daar staat dus dat als God iets zegt, het een Verbond is, het is een bindende uitspraak, net als een wettelijke overeenkomst. Als God zegt: ‘dit is de manier waarop het zal gaan', dan heeft God zichzelf daaraan gebonden. En ja, Hij is soeverein, en niemand hoeft Hem te vertellen wat Hij moet doen, maar God is zó soeverein, dat Hij zichzelf gebonden heeft aan wat Hij zegt.

Deze beperkingen heeft Hij Zichzelf opgelegd, en Hij heeft deze beperkingen aan ons geopenbaard door het Woord van God. Zodat wij met zekerheid zullen weten wat Gods wil is, en wij niet maar hoeven te wensen, te verlangen, te hopen en te bidden, en nooit zeker weten wat God gaat doen.

Dat is echt heel belangrijk, want de principes die betrokken zijn bij geloof en het ontvangen van God, maken het heel duidelijk dat u móet weten wat Gods wil is. Bijvoorbeeld uit 1 Johannes hoofdstuk 4 vers 14 en 15. Daar zegt de Schrift: ‘ 14 En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar Zijn wil, ons verhoort. 15 En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, weten wij, dat wij de beden verkregen hebben, die wij van Hem hebben gebeden.' Dat is een heleboel vrijmoedigheid. Dat is een heleboel zekerheid en weten.

Daar staat: als wij iets bidden naar Zijn wil. Een heleboel mensen zeggen: ‘Je weet maar nooit wat Gods wil is, God is soeverein. De ene keer wil Hij het misschien zó, maar of Hij dat de volgende keer wil?' Nee, dat kan God helemaal niet doen. Hij kan niet zo veranderlijk en zo wispelturig zijn, omdat Hij namelijk al in Zijn Woord heeft gezegd: ‘Ik ben de Here uw God en Ik verander niet'. Als hier staat wat Hij zal doen, dan is dát wat Hij zal doen. Hij kan dat niet veranderen, want dan zou Hij liegen. En de Bijbel zegt in Hebreeën hoofdstuk 6 dat het onmogelijk is, dat God zou liegen. ( 18  opdat door twee onveranderlijke dingen, waarbij het onmogelijk is, dat God liegen zou, wij, die tot Hem de toevlucht genomen hebben, een krachtige aansporing zouden hebben om de hoop te grijpen, die voor ons ligt. ) En God zal niet afwijken van dat soort dingen. Gods Woord IS dus Zijn wil.

Daarom staat er, dat als wij iets vragen in overeenstemming met Zijn wil, dan wil dit zeggen dat wij iets vragen dat in overeenstemming is met Zijn Woord. Als je het Woord van God gebeden hebt, dan heb je ook de wil van God gebeden. En dan kun je zonder een zweem van twijfel weten, dat je hebt ontvangen.

Verder ook in Markus hoofdstuk 11 vers 24 waar staat: ‘Daarom zeg Ik u, al wat gij bidt en begeert, gelooft dat gij het hebt ontvangen, en het zal geschieden.' Daar staat niet: wellicht zou het kúnnen geschieden. Nee, er staat: het zál geschieden. Maar het is er wél van afhankelijk dat u gelooft dat u onvangt, en de Schrift stelt: wanneer u bidt.

U kunt niet gelóven dat het gebeurd is, als u het kunt zíen. Maar áls u bidt, moet u geloven dat u het ontvangen hebt. Hoe kunt u vrijmoedig genoeg zijn, om er van uit te gaan dat God het al aan u gegeven heeft, vóórdat u het ziet? Hoe weet u dat Hij het gaat doen? Omdat wij gelóóf stellen in het Woord van God. Wij vertrouwen erop dat als God iets belooft in Zijn Woord, dat Hij het ook zal dóen. Wij vertrouwen er dus op dat God zijn eigen soevereiniteit heeft beperkt en Zichzelf heeft verbonden aan Zijn Woord en dat Hij zegt: ‘Dit zal ik doen' en dat u er dan op kunt rekenen, dat Hij niet zal veranderen, God zal niet aarzelen of wankelen.

Dát noemen we geloof en dáárom ontvangen wij. Je móet geloven dat u ontvangt áls u bidt. Dat is één van de principes van geloof.

Een van de andere Schriftgedeelten hierover staat in Jakobus hoofdstuk 1 vers vijf tot en met 8, waar het Woord zegt: ‘5 Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden. 6 Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt, gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt. 7 Want zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ontvangen, 8 innerlijk verdeeld als hij is, ongestadig op al zijn wegen.'

Dat Schriftgedeelte laat zien dat als u bidt, dat u dan moet gelóven dat u ontvangt, u kunt niet heen en weer gaan tussen twijfel en geloof.

De manier waarop sommige mensen soevereiniteit interpreteren is dat u gaat twijfelen. U zegt dan:'God is soeverein, u kunt gewoon niet weten wat God gaat doen, misschien kiest Hij wel om de éne persoon te genezen, maar misschien kiest Hij wel om mij niét te genezen. Misschien maakt Hij wel onderscheid in personen. Misschien doet Hij het wel voor díe persoon, maar doet Hij het níet voor mij.'

Ziet u dat dit ons een begrip geeft, alsof God een gespleten persoonlijkheid heeft, dat Hij niet samenhangend is. En het verhindert ons om vrijmoedig te zijn, en zorgt ervoor dat wij blijven aarzelen en twijfelen, want hoe kunt u weten wat God gaat doen?

U móet begrijpen dat God zijn eigen soevereiniteit heeft beperkt door Zijn eigen kracht. Niemand anders zou Hem dat kunnen laten doen, maar Hij heeft Zichzelf beperkingen opgelegd, om samenhangend en eenduidig te kunnen zijn naar ons toe. En Hij heeft ons daarom gezegd: ‘Dit is wat Ik zal doen' en dáár kunnen wij dan op rekenen. Al zullen hemel en aarde vergaan, maar Zijn Woord zal niet vergaan. Daarom moeten wij ons afscheiden van dat soort denken over de soevereiniteit van God, als het wordt gebruikt op een manier die u aan het twijfelen brengt en zorgt dat u niet standvastig blijft staan. U móet gewoon weten dat u ontvangt, omdat God Zichzelf heeft gebonden aan Zijn Woord. En dat is één van de allereerste toepassingen hier. Een andere toepassing hiervan is dat veel mensen zeggen: ‘Omdat God soeverein is, omdat Hij almachtig is, en niemand boven Hem staat, dáárom moet Hij wel alles onder controle hebben en dáárom moet Hij wel verantwoordelijk zijn voor álles wat ons overkom't.

Nogmaals, dat klinkt misschien erg overtuigend, maar ook dat is weer een verkeerde toepassing van de soevereiniteit van God. Dat zou kloppen als God ál zijn macht en ál zijn soevereiniteit aan Zichzelf zou voorbehouden. Maar de waarheid is, dat God die soevereiniteit met óns gedeeld heeft. God heeft Zijn macht en Zijn autoriteit met ons gedeeld. Mensen zijn een uniek schepsel, in die zin, dat wij een vrije wil hebben, en dat God onze vrije wil níet schendt, behalve bij het oordeel. Maar Hij zal nooit tégen uw wil in ingrijpen in uw leven, en u dingen laten doen. U hebt een keuze. En de Bijbel zegt dat in Deuteronomium 30 vers 19: ‘Ik neem heden de hemel en de aarde tegen u tot getuigen; het leven en de dood stel ik u voor, de zegen en de vloek; kies dan het leven' . En het veronderstelde subject hier bent ‘u', ‘opdat u leeft, gij en uw nageslacht.'

Hij heeft ons dus een keuze gegeven. Hij zegt: ‘Jij moet kiezen voor leven of dood'. En natuurlijk kunt u vele voorbeelden uit het Woord van God halen, waar Hij precies dezelfde keus voorlegt: ‘Kies dan heden wie gij dienen wilt' ... enzovoort, enzovoort .... ( Jozua 24:15 Maar indien het kwaad is in uw ogen, de HERE te dienen, kiest dan heden, wie gij dienen zult: of de goden die uw vaderen aan de overzijde der Rivier gediend hebben, of de goden der Amorieten, in wier land gij woont. Maar ik en mijn huis, wij zullen de HERE dienen! )

God heeft ons een vrije wil gegeven. En in die vrije wil, heeft God ons zelfs de mogelijkheid gegeven om te kiezen voor dood. Als u nu voor de dood kiest, als u ervoor kiest om niet Gods weg te gaan, als u ervoor kiest om de weg van de duivel te gaan, dan heeft u gekozen voor de dood, en het is niet God, die ervoor heeft gekozen om problemen in uw leven toe te laten. U hebt zélf die problemen gekozen. God heeft Zijn kracht en autoriteit met u gedeeld en u de mogelijkheid gegeven om te kiezen.

Hier zijn heel veel Schriftgedeelten over. Eén daarvan is Efeziërs hoofdstuk 3 vers 20. De Schrift zegt daar: ‘20 Hem nu, die bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen.' Dit spreekt dus over God, en veel mensen zullen volledig instemmen met dit Schriftgedeelte op de manier waarop ik het hier geciteerd heb. Maar dit is niet helemaal juist.

Het is niet volledig geciteerd. En luister hiernaar, helemaal tot het einde, het is niet waar dat God maar in staat is om te doen, oneindig veel meer, dan wij bidden of beseffen. Het is waar dat Hij dat zóu kunnen doen, áls Hij niet had verkozen zichzelf te binden aan de dingen die Hij in Zijn Woord gezegd heeft. Maar exact dit Schriftgedeelte, waar we het hier over hebben, luidt volledig: ‘ 20 Hem nu, die blijkens de kracht, welke in ons werkt , bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen.'

Ziet u dat God er een beperking op heeft gesteld? Er is geen sprake van dat God maar in ons leven werkt zónder ons. Hij werkt dóór ons. God werkt door Zijn mensen. En het is heel belangrijk dat u dát gaat begrijpen. God werkt dóór Zijn mensen. Hij doet helemaal geen dingen zonder ons. Wij kunnen zeer zeker helemaal niets doen zonder Hem, maar Hij doet gewoon niets zonder ons. God werkt door Zijn mensen.

Een ander Schriftgedeelte hierover is Romeinen hoofdstuk 8 vers 17, waar staat dat wij: ‘mede-erfgenamen van Christus' zijn. De term ‘mede-erfgenamen' verwijst ernaar dat wij een erfenis krijgen. Als er twee mensen zijn die gezamenlijk een erfenis ontvangen, dan betekent dat niet dat óf de een óf de ander een cheque kan verzilveren. Het betekent dat zij allebei zullen moeten tekenen om de cheque te verzilveren. Eén van beiden zou niets kunnen realiseren bij de notaris. Ze zullen het samen moeten doen.

En dat is er aan de hand als wij mede-erfgenamen zijn met Christus. Wij kunnen helemaal niets beginnen zonder de Heer. Maar aan de andere kant, en sommige mensen zullen dit verkeerd begrijpen, ze zullen denken dat het godslastering is, maar God heeft gekozen om niets te doen zonder ons. Hij heeft wel de macht om dat te doen, maar Hij heeft gekozen om het niet te doen, door de manier waarop Hij het gezegd heeft, dat Hij bij machte is oneindig veel meer te doen, blijkens de kracht welke in óns werkt.

Hij heeft Zichzelf dus verbonden tot op het punt dat u uiteindelijk letterlijk kunt zeggen dat God niets kan doen zonder ons. Of u nu stelt dat Hij het niet wíl, of niet kán, dat doet er niet toe. Hij gaat gewoon niets doen buiten ons om. God werkt door mensen heen.

Voor sommige mensen gaat dit volledig in tegen alles wat zij geloven. Ze denken: ‘God heeft alles onder controle, en God opereert volkomen soeverein, en doet soms dingen zonder dat wij er ook maar op een of andere manier bij betrokken zijn. Maar dat is gewoon niet waar.

God werkt áltijd in samenwerking met ons. Daar zijn wel diverse variabelen in, en dat ga ik verderop nog uitleggen. Maar het is van essentieel belang dat u begrijpt dat God niet over álles regeert helemaal alleen op Zichzelf. Nu leg ik de nadruk op dat woord ‘alles'. Er zijn bepaalde dingen waarover God het volledige gezag voor Zichzelf heeft gereserveerd, maar er zijn ook dingen waarin Hij dat met ons heeft gedeeld.

In Handelingen hoofdstuk 1 gaf Jezus zijn laatste instructies aan Zijn discipelen, vóórdat Hij in de wolken werd opgenomen en terugkeerde om te gaan zitten aan de rechterhand van de Vader. Toen ze spraken, stelden de discipelen Hem een vraag: ‘Heer, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël?' Met andere woorden, gaat U nú uw aardse regering instellen? Wanneer gaat dit gebeuren? En in Handelingen 1 vers 7 is dit het antwoord dat Jezus hen gaf: Hij zei tot hen: ‘Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft.'

Dit is dus een zaak waarin God de volledige heerschappij volkomen onder Zijn beschikking heeft gehouden. Dit staat dus volkomen tot Zijn beschikking. Als Jezus hier de term beschikking gebruikt, betekent dit duidelijk dat dit volkomen onder de controle en heerschappij van God staat. Het staat onder Zijn autoriteit, en niemand anders heeft deze autoriteit. Jezus zei, dat de engelen in de hemel, en zelfs de Zoon des mensen zelf, niet deze tijd en zaak van het koninkrijk kenden. Dat was iets dat God de Vader onder Zijn Eigen uitsluitende gezag en controle heeft gehouden. Ik denk dat we het hier allemaal wel over eens kunnen zijn.

Maar in het 8 ste vers draait het allemaal om en zegt Hij: ‘maar júllie zullen kracht ontvangen.' Het achtste vers begint met dit woord ‘maar' en normaal betekent dit woord een samenvoeging die twee zinnen aan elkaar verbind. Twee verschillende gedachten worden samengekoppeld. Het achtste vers is op zichzelf geen gloednieuwe gedachte. We hebben dit vers vele malen uitgepluisd en gesproken over de Heilige Geest. En daar is het zeker op van toepassing. Maar als we het in de context beschouwen, dan sprak Hij erover dat bepáálde dingen onder Gods controle vielen, en waar het ons niet aangaat om ons er mee te bemoeien. Er zijn dus bepaalde dingen die God beheert, en Hij heeft de beschikking daarover zeker niet met ons gedeeld, máár in het achtste vers zegt Hij: ‘Máár gij zult kracht ontvangen…' met andere woorden: ‘máár er zijn bepaalde dingen die Hij onder júllie beschikking heeft gesteld.'

Júllie zullen kracht ontvangen nadat de Heilige Geest over jullie is gekomen en jullie zullen Mijn getuigen zijn, zowel in Jeruzalem, in Judea en Samaria, en tot de uitersten van de aarde.

Er zijn dus bepaalde dingen die God onder ónze controle heeft gesteld. Eén daarvan is precies hier in Handelingen één de kracht om een getuige te zijn.

De Heer Jezus was getuige en gaf een getuigenis van de Vader, toen Hij op aarde was, maar toen Hij terugging naar de Hemel, heeft Hij deze kracht om een getuige te zijn aan ons toevertrouwd. Aan Zijn Gemeente. En broeders en zusters, het is NIET Gods wil dat mensen hier op aarde zullen leven zónder het Evangelie te horen. Dat is NIET Gods wil.

Het is Gods wil dat NIEMAND verloren gaat, dat staat in 2 Petrus 3 vers 9. (De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen.) Maar de reden dat sommige mensen het Evangelie niet hebben gehoord is, dat degenen aan wie de Heer de kracht tot getuigenis heeft gegeven, die kracht niet juist hebben gebruikt. De Kerk is door donkere eeuwen gegaan, waar ze nauwelijks zélf kon overleven, laat staan een getuigenis zijn voor anderen.

En daarom zijn er mensen die het Evangelie niet hebben gehoord. Niet omdat het Gods wil was dat zij het niet zouden horen, maar omdat de kracht tot getuigenis aan ons is toevertrouwd. En Hij gebruikt óns, om het Evangelie te prediken en Gods Woord te brengen, en wíj zijn er verantwoordelijk voor dat wij de plank hebben misgeslagen en ons doel hebben gemist.

Kijk ook eens in het 10e hoofdstuk van Handelingen. Want in het 10 e hoofdstuk van Handelingen, is er een man Cornelius. Dat was een heiden. En hij was een erg vrome en toegewijde man. Hij zocht God en hij vroeg naar redding. Hij zocht hoe hij in een rechte verhouding met God kon komen. En er verscheen hem een engel. En deze engel gaf hem de opdracht om mensen naar Joppe te sturen en Petrus te laten halen, die verbleef in het huis van Simon de leerlooier en dat Petrus zou komen en hem alles vertellen wat hij zou moeten weten.

De meesten van jullie zijn wel vertrouwd met het verhaal. Petrus kwam en preekte het Evangelie en Cornelius en zijn hele gezin en huishouden en al zijn vrienden ontvingen de Heer, werden gedoopt in de Heilige Geest en spraken in tongen en profeteerden.

Maar het is van belang dat deze éngel, die aan Cornelius verscheen hem níet het Evangelie predikte. Waarom? Deze engel kende het Evangelie heel zeker. Hij wist beslist wel wat er nodig was voor redding en behoud, maar de engel predikte niet zelf het Evangelie, maar liet Cornelius mensen naar Joppe sturen om Petrus, een fysiek mens, te halen. Waarom?

Omdat God de autoriteit om een getuige te zijn heeft toevertrouwd aan ménsen, aan Zijn Gemeente. Aan de leden van Zijn Gemeente. Engelen hebben helemaal geen autoriteit om het Evangelie te prediken. Daarom konden ze dat ook niet doen. Dit laat dus zien, dat God óns autoriteit heeft gegeven om bepaalde dingen te doen. Dat wordt dus bedoeld met ‘gij zult kracht, autoriteit, gezag, ontvangen om getuigen te zijn. Gij zult mijn getuigen zijn in Jeruzalem, Judea en Samaria en tot de uitersten der aarde.'

Nog iets dat God onder ons gezag heeft geplaatst is het bestraffen van de duivel. Dat staat in Jakobus hoofdstuk 4 vers 7. De Schrift zegt: ‘ Onderwerpt u dus aan God, maar biedt weerstand aan de duivel, en hij zal van u vlieden.'

Daar staat: weersta de duivel en hij zal van ú vlieden. Niet van God, maar van u. God heeft de duivel allang verslagen. En de duivel probeert niet eens God aan te vallen, maar hij valt Gods mensen aan. De duivel heeft helemaal niets in te brengen bij God, maar de duivel heeft wel macht om te proberen ons te bedriegen. En als wij toegeven aan de leugens van satan, kunnen wij vanwege ons mede-erfgenaam-zijn met Christus, deze aanvallen door de kracht van God stoppen, omdat wij de enigen zijn die kracht hebben.

Wij zijn degenen aan wie God kracht heeft toevertrouwd en als wij die niet gebruiken, kunnen wij het uitstromen van de kracht van God hier op aarde belemmeren. De duivel kan dat helemaal niet. De duivel moet ons dus verleiden en ons zover krijgen dat wij het doen. En dat is de reden waarom hij zo furieus tegen ons te keer gaat. En daarom zegt de Bijbel dat u de duivel moet weerstaan en hij zal van u vluchten.

God heeft óns de kracht gegeven om de duivel te weerstaan en te bestraffen en hem uit te drijven. In Markus 16:17 zegt de Schrift: ‘  Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in Mijn Naam zullen zij boze geesten uitdrijven.'

Er staat dat zíj boze geesten uit zullen drijven. Wíj moeten de duivel bestraffen. God zal de duivel niet voor ons bestraffen. Wíj moeten de duivel bestraffen. Dat is onderdeel van de kracht die aan ons gegeven is.

En er zijn heel veel mensen die maar zitten en zeggen: ‘Oh God, waarom doet U niets, de duivel valt me lastig en hij doet dit en dat. Oh, God, doe toch iets.' En dan vragen wij ons af, als God dan soeverein is, waarom doet Hij niets?

Maar snap dan dat God die soevereiniteit heeft beperkt. Hij gaat de duivel niet voor ons bestraffen. Hij heeft óns die macht gegeven. Hij heeft allang over de duivel gezegevierd en die macht aan ons gegeven. En als wíj de duivel niet weerstaan zal die níet vluchten.

Als wíj niet duivels uitdrijven, zullen ze niet vertrekken. Omdat God die macht aan ons heeft toevertrouwd. Wij doen het niet door ónze kracht. Het is Gods kracht, maar die kracht is ín óns. En wíj moeten die in handen nemen en wíj moeten die gebruiken en de duivel weerstaan.

Dus God heeft ons gezag gegeven om de duivel te weerstaan. Ook staat er dat God ons macht heeft gegeven over onreine geesten, in Mattheüs hoofdstuk 10:7 maar óók heeft Hij ons dit gezag gegeven: ‘Geneest zieken, wekt doden op, reinigt melaatsen, drijft boze geesten uit'

God heeft ons daar gezag over gegeven. Nogmaals, ook in Markus 16 vers 18 staat: ‘Op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden.'

God heeft Zijn genezende kracht aan óns toevertrouwd. En heel veel mensen zeggen: ‘God, waarom geneest U mij niet? U bent een soevereine God, als U alle macht hebt, waarom laat U dit dan gebeuren?' Het is helemaal God niet, die dit laat gebeuren. Hij heeft deze kracht aan ons toevertrouwd, maar wíj hebben die kracht niet in handen genomen en gebruikt. Wíj zijn dus degenen die toestaan dat dit gebeurt.

Dit is echt heel belangrijk, omdat heel veel mensen in de war zijn en denken: ´Als God God is, waarom doet Hij dan niets? Waarom heeft God dit toegelaten?' Het is heel belangrijk dat u zich realiseert dat het niet Gods wil is, dat u ziek bent. Het is helemaal niet Gods wil dat u onder depressie lijdt, en het is helemaal niet Gods wil dat de duivel overwinning over u behaalt.

Sommigen zeggen: ‘Als dat niet Zijn wil is, waarom laat Hij het dan gebeuren?' Het is helemaal niet God die dit laat gebeuren. Hij heeft kracht en autoriteit aan u en mij toevertrouwd, en wíj zijn degenen die toestaan dat de duivel over ons triomfeert, omdat wij ontwetend zijn omtrent de dingen Gods.

We kunnen de schuld schuiven op onze kerkelijke groepering, of op allerlei andere dingen, maar we kunnen allemaal lezen, en we kunnen zelf ontdekken wat ons gegeven is, de Heilige Geest is ons gegeven om ons te onderrichten en de uiteindelijke verantwoordelijkheid komt toch op onszelf neer.

Wij hebben ons gezag niet op ons genomen en wij hebben het niet juist gebruikt. Er is dus geen sprake van dat een soevereine God al deze dingen heeft laten gebeuren. Het is een soevereine God, die Zichzelf heeft beperkt toen Hij óns de kracht heeft gegeven, en Zijn autoriteit en kracht met ons heeft gedeeld. En door dat te doen, werden wij verantwoordelijk en wíj zijn degenen die dingen lieten gebeuren.

Sommige mensen voelen zich hierdoor veroordeeld en zeggen: ‘Broeder, dat verontrust mij, want dat maakt mij verantwoordelijk. Dus ík ben de verantwoordelijke? Ik dacht dat God al deze ellende heeft laten gebeuren. En wat u zegt veroordeelt mij, want u zegt dat het mijn schuld is, dat die en die is gestorven. Het was mijn schuld dat dit probleem opdook.'

Ik geef toe dat het af en toe niet prettig voelt, maar in plaats van dat het mij veroordeelt, wordt ik erdoor gezegend. Wánt als ik ga denken dat God degene is, die deze situatie zo voor mij gewild heeft, dan heb ik echt een probleem. Want als God soeverein is, kan ik Hem niets voorschrijven en lukt het mij niet om God wat dan ook maar te laten doen. Ik kan God echt niet vertellen dat Hij mij móet genezen. Ik kan God dus niet veranderen. En als God degene is, die deze problemen in mijn leven gewild heeft, dan heb ik een probleem. Dan kan ik alleen maar leren om met de klappen mee te veren, en heel veel mensen hebben heel goed geleerd hoe ze dat moeten doen.

Maar als ik erachter kom dat het probleem bij míj ligt, en dat ík degene ben, die in gebreke is gebleven om mijn gezag te gebruiken, omdat ik het niet wist, en ik het daarom niet heb gebruikt, dan zegent het mij, zelfs als ík het probleem ben geweest. Dat zegent mij, omdat ik nú weet waar het probleem zit, en ik mijzelf wél kan veranderen. Ik kan God niet veranderen, maar wel mijzelf. Ik kan mijn gezag in handen nemen, en ook al heeft de duivel in het verleden van mij geroofd, prijs de Heer, hij kan niet nogmaals van mij stelen omdat ik de waarheid heb ontdekt dat God Zijn soevereiniteit met mij heeft gedeeld.

Hij heeft bepaalde dingen onder mijn controle gesteld en, prijs de Heer, ik hoef niet te blijven zitten en de klappen in ontvangst te nemen, ik kan die autoriteit en dat gezag nemen en het gebruiken, en de werken van de duivel vernietigen.

Dit hier is een Schriftgedeelte dat de dingen waar ik het hier over heb ondersteunt. 2 Petrus hoofdstuk 3 vers 9: ‘De Here talmt niet met de belofte, al zijn er die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen.'

Dit Schriftgedeelte maakt het zo helder als maar kan, dat het NIET God's wil is dat ook maar iemand verloren zal gaan. De Bijbel zegt in Johannes 3:16 dat God de WERELD zó liefhad, niet alleen de christenen, niet alleen de kerk, maar de hele wereld, zodat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. God heeft een voorziening gemaakt voor de gehele wereld.

1 Johannes 2 vers 2 zegt dat Jezus is: ‘een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld.' Hij heeft dus verzoening gedaan voor de hele wereld! Het is helemaal niet Zijn wil dat wie dan ook maar zal sterven en naar de hel gaat. Het behoud van iedereen ís Gods wil en tóch gebeurt Gods wil niet en zál Gods wil ook niet gebeuren. Zelfs Jezus Zelf laat ons dat zien. Jezus Zelf vertelt dat er méér mensen zullen gaan op de brede weg naar de vernietiging, dan op de smalle weg tot eeuwig leven.

Mattheüs 7: 13  Gaat in door de enge poort, want wijd is [de poort] en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan; 14  want eng is de poort, en smal de weg, die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden.

Jezus Zelf zegt dus dat de volmaakte wil van God niet (volmaakt) zal geschieden. Waarom? Omdat God niet almachtig zou zijn? Nee, God ís almachtig, maar Hij houdt zoveel van ons, dat Hij ons een vrije wil heeft gegeven. Hij gaat helemaal níemand dwingen om behouden te worden. Hij gaf ons een vrije wil en u kunt dus kiezen voor dood of kiezen voor leven, zoals dat Schriftgedeelte dat we aanhaalden uit Deuteronomium 30 vers 19.

U kunt dus kiezen uit de hemel en de hel, de keuze is aan u. God gaf u die keuze. Gods wil is dat iedereen voor Hém zal kiezen, maar Hij dringt die keuze niet aan u op. U kunt kiezen, hemel of hel, de keus is aan u. Het is dus Gods volmaakte wil dat iedereen zal worden gered, maar Gods volmaakte wil zal niet uitgevoerd worden.

En zo kunt u verder gaan, dat het Gods volmaakte wil is, dat iedereen zal genezen, dat heeft Hij ook gezegd in 3 Johannes vers 2: ‘Geliefde, ik bid, dat het u in alles wèl ga en gij gezond zijt, gelijk het uw ziel wèl gaat.' Maar, Gods volmaakte wil wordt niet verwerkelijkt. En op dezelfde manier als wij weten dat niet iedereen gered zal worden, weten wij ook dat niet iedereen zal genezen.

Maar hier zit een tegenstrijdigheid omdat sommige mensen dan kijken naar het feit dat niet iedereen geneest en dan zeggen: ‘Broeder, het zal niet Gods wil zijn dat iedereen geneest, anders zou iedereen wel genezen.' Ik heb mensen dat horen zeggen. En dan vallen ze terug op deze interpretatie van de soevereiniteit van God, dat God echt alles onder controle heeft en als het Gods wil zou zijn, dat je niet ziek zou zijn, dan zóu je niet ziek zijn.

Als we datzelfde principe zouden toepassen op de vergeving van zonde, als we weten dat het echt Gods wil is, dat niemand verloren gaat, waarom gaan er dan mensen verloren? Waarom zijn er dan nog mensen die naar de hel gaan? Omdat Hij gezag aan ons heeft toevertrouwd, toen Hij ons een vrije wil gaf, en God gaat die vrijheid niet aantasten, behalve bij het laatste oordeel. En bij het laatste oordeel gaat Hij eigenlijk ook niet de vrije wil van iemand aantasten, omdat als iemand de duivel boven God heeft verkozen, dan zal hij oogsten wat hij zaaide.

Ze vinden de hel misschien niet leuk, ze hebben zich niet de volle consequenties van hun keuzen gerealiseerd, en ze zullen misschien gaan smeken en pleiten, oh God, stuur me niet naar de hel. Maar in feite schendt Hij niet hun vrije wil, maar geeft ze waar ze voor gekozen hebben. Ze zijn misschien misleid en bedrogen, maar dat zal de enige keer zijn, dat Gods wil de wil of wens van een persoon overschrijdt. Dat zal bij het laatste oordeel zijn.

En dat is de reden, dat niet iedereen gered wordt. En dat is ook de reden dat niet iedereen geneest. God heeft allang de voorziening voor onze genezing getroffen, maar Hij heeft de macht die nodig is om genezen te wórden bij óns gelegd. Hij heeft gezegd dat u de handen op de zieken moet leggen, en ze zullen genezen.

In het verleden zag ik graag mensen genezen, en ik bad: ‘Oh God, Markus 16 vers 18 zegt leg zieken de handen op en zij zullen genezen en zij zullen herstellen.' En ik bad en bad en bad maar ik zag geen mensen genezen, totdat ik begon de zieken de handen op te leggen. Totdat ik dat gezag begon te gebrúiken. Ik had wel een verlangen om de juiste dingen te zien, maar verlangen is nog geen geloof. Ik moest uitstappen en dat gezag gebruiken, vóórdat ik zag geschieden wat God wilde laten gebeuren.

Als het alleen zou afhangen van God die de genezing zou doen, dan zouden alle mensen genezen zijn, maar God gebruikt mensen. Het is overeenkomstig de kracht welke in óns werkt. Dát is de reden dat niet iedereen gered wordt, en dat is óók de reden dat niet iedereen geneest, dat niet iedereen voorspoedig is, dat niet iedereen gelukkig is, en al dit soort dingen.

Het is heel belangrijk dat je dit beseft, want doordat veel mensen deze waarheid over Gods soevereiniteit verkeerd toepassen, heeft satan heel veel mensen in een situatie weten te manoeuvreren, waarin ze ziekte niet zullen weerstaan. En ze zullen ook armoede niet weerstaan, en ze zullen de problemen waarin ze zitten niet weerstaan, omdat ze gaan denken: ‘God is almachtig, God moet dit wel toestaan, er moet een reden zijn, waarom God dit doet.'

En daarom bieden ze geen weerstand aan hun problemen, want ze denken dat God de uiteindelijke auteur is van deze problemen. Als u denkt dat God bij uw probleem betrokken is, dan ben u wel heel stom om daar tegen te gaan strijden. En dat is de reden waarom heel veel mensen er maar aan hebben toegegeven, en dan denken ze: ‘God zal hier wel een bedoeling mee hebben', en dat neemt hun verzet ertegen weg.

En dat verzet tegen de duivel is noodzakelijk om een overwinning te zien over de duivel en de dingen die hij veroorzaakt. U móet de duivel weerstaan, vóórdat hij van u zal vluchten. Deze verkeerde toepassing over de soevereiniteit van God, is daarom een groot probleem. Het is een echte moordenaar van geloof, en het heeft bij een heleboel mensen het geloof tegengehouden.

Omdat zij zich in feite hebben overgeven aan een of ander probleem dat satan heeft veroorzaakt. En ze dachten dat God het heeft gedaan, vanwege dit onderwijs over de soevereiniteit. Ze hebben niet begrepen dat God Zijn soevereiniteit heeft ingeperkt en met ons heeft gedeeld. Er is dus een zekere macht in uw handen toevertrouwd.

Ik wil hier wat voorbeelden van geven uit de bediening van Jezus. In Markus hoofdstuk 6 vers 5 vinden wij een voorval, waar Jezus in Zijn Eigen vaderstad was. En Hij bediende de mensen, maar de mensen aanvaardden Hem niet. De mensen begonnen Hem uit te lachen en belachelijk te maken: ‘Wij kennen u toch? Jij bent de zoon van de timmerman, je bent het kind van Maria, en uw broers en zusters wonen hier bij ons.' En zij aanvaardden Jezus niet als de Messias, omdat zij Hem hadden gezien. En zij konden niet aanvaarden, dat deze persoon die zij hadden zien opgroeien God was. Zij verwierpen Hem en begonnen Hem belachelijk te maken. En in Markus hoofdstuk 6 staat dat Jezus dit tegen hen zei: ‘Een profeet is alleen in zijn vaderstad en onder zijn verwanten en in zijn huis ongeëerd. En Hij kon daar geen enkele kracht doen; alleen genas Hij enige zieken door handoplegging.

De Schrift stelt hier dat Hij geen enkele kracht kón doen. Hier staat niet dat Hij geen enkele kracht wílde doen. Er staat dat Hij het niet kón. Daar is een verschil tussen. Dat betekent dus dat het wel Zijn wíl was om te genezen, maar Hij kon het niet, omdat er een probleem was. En het probleem lag niet bij Jezus. Jezus was de zondeloze Zoon van God. In Hem was geen enkel probleem of beperking. Hij had geen twijfel, geen ongeloof, en geen enkele zonde. En dit wil ik echt benadrukken. Het kwam dus niet vanwege Zijn beperkingen dat Hij het niet kon doen. Maar dit laat dus zien dat God in het vlees, want Jezus was God in het vlees, dat God iets niet kón doen.

Ik geloof wel degelijk in de soevereiniteit van God, maar alleen geïnterpreteerd op de correcte manier. Op de manier waarop sommige mensen het echter toepassen, zou dit voorbeeld volkomen in tegenspraak zijn met hun idee. Voor hen is het godslastering om te zeggen dat er iets is dat God niet zou kunnen doen.

Maar dit is een voorbeeld dat God in het vlees iets niet in staat was te doen. Niet omdat Hij geen kracht zou hebben om het te doen, maar Hij zou die kracht nooit gebruiken om iemands wil te ‘overrulen'. Hij heeft Zichzelf aan mensen toevertrouwd en gezegd: ‘De keuze is aan u'. Deze mensen kozen dood, rebellie, twijfel en ongeloof en God wilde hun keuze niet doorkruisen.

In het volgende vers staat, dat het kwam door hun ongeloof. ‘6 En Hij verwonderde Zich over hun ongeloof.' Als u dit vergelijkt met Mattheüs 13:58: ‘En Hij deed daar niet vele krachten wegens hun ongeloof.' Hetzelfde voorval, opgetekend in een ander Evangelie, maakt helder dat wat Hem weerhield niet het probleem van Jezus was. Hij kwam niet tekort of had een probleem. Hij had de kracht om het te doen, maar Hij kon die kracht niet gebruiken, omdat Hij Zichzelf aan Zijn Woord had verbonden. Deze mensen verwierpen Hem en door hún ongeloof stopten zij de kracht van God. Dit toont dus aan, dat Gods kracht door óns heenwerkt. Het is in overeenstemming met de kracht welke in ons werkt.

Nog iets wat mensen zeggen, refererend aan hoe iemand een wonderbaarlijke genezing heeft ontvangen of zoiets. Ik heb het heel vaak horen zeggen dat dit gewoon een ‘soevereine' genezing was. God heeft soeverein gehandeld. En wat ze daarmee bedoelen is dat die persoon geen geloof heeft laten zien, die persoon geloofde God niet ervoor, en verwachtte het niet. Het is ook niet noodzakelijk zo geweest dat iemand naar genezing verlangd moet hebben, of wat dan ook. God had gewoon verkozen om hem te genezen. Daar was geen aanleiding voor, er was geen sprake van een respons op het geloof van die persoon, niets was er voor nodig geweest. God heeft het gewoon soeverein gedaan, volledig onafhankelijk van die persoon.

Maar dat is gewoon niet Bijbels. Als dat waar was geweest, had Jezus het ook hier in Zijn vaderstad kunnen doen. Maar de Schrift laat ons zien dat Hij geen grote werken kón doen vanwege hun ongeloof. En nogmaals verwijs ik naar dat Schriftgedeelte Efeziërs 3 vers 20 : ‘….die blijkens de kracht, welke in ons werkt, bij machte is….' En vele andere Schriftgedeelten, zoals dat u de duivel moet weerstaan en hij zal van u vluchten.

God móet gewoon een geloofsreactie hebben. Hij stroomt dóór ons. Het is blijkens de kracht welke in óns werkt dat God deze wonderen doet. Ik weet wel dat het in sommige gevallen er niet zo uitziet. Het ziet er soms uit dat er situaties zijn, waarin er helemaal geen geloof bij die persoon aanwezig was. Het antwoord daarop is dat er verschillende maten van geloof zijn, die een persoon vrij kan zetten. Het is hier míjn terminologie die ik hiervoor gebruik, maar het principe is wel degelijk in het Woord terug te vinden en dat zal ik u laten zien.

Er bestaat een actief soort geloof. En daarmee bedoel ik een geloof dat levend is, vol energie en sterk, dat in staat is uit te reiken naar God. Dat staat genoemd in Markus hoofdstuk 5 waar die vrouw beschreven wordt met de bloedvloeiingen. Zij kwam en zei, dat betekent dat zij dus met haar mond beleed, dat is één van de manieren om uw geloof vrij te zetten: ‘als ik maar Zijn kleed kan aanraken, dan zal ik gezond zijn.' Niet dan kán ik, maar dan zál ik. En zij volhardde en drong dwars door een menigte die om Jezus heen was en raakte Zijn kleed aan. En onmiddellijk toen zij dat deed ging er kracht uit van Jezus naar haar en Hij keerde zich om, richtte zich tot de vrouw en zei: ' úw geloof heeft u gezond gemaakt'.

Hij zei niet: míjn geloof heeft u gezond gemaakt, nee: ‘ úw geloof heeft u gezond gemaakt. ' Haar geloof was zó sterk dat het zich uitstrekte en van God verkreeg. En dat noem ik een actief geloof. Maar op andere plaatsen is er sprake van een passief geloof. Wat ik dan maar een passief geloof noem: er is nog steeds geloof bij betrokken, maar het is geen krachtig geloof. Met andere woorden, als die personen alleen maar van God zou moeten ontvangen, afhankelijk van hún geloof, zonder dat iemand hen hielp, zouden ze het nooit verkregen hebben, omdat hun geloof niet sterk genoeg was om zich uit te strekken en van God te verkrijgen op de manier zoals deze vrouw had gedaan.

Maar tóch hebben ze een bepaalde mate van geloof. En nogmaals, ik benadruk dit, er móet sprake zijn van een bepaalde mate van geloof. Ook al is het maar een kleine hoeveelheid die werkzaam is in die persoon. De Bijbel zegt dat Hij bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij bidden of beseffen blijkens de kracht die in ons werkt.

Het geloof dat in ons werkt ís die kracht en er móet iets van aanwezig zijn. En als er maar iets van een reactie in geloof was geweest, had Jezus in Zijn vaderstad álles kunnen doen wat Hij had wíllen doen. Maar Hij kón geen grote tekenen doen.

Laten we nog wat Schriftuurlijke voorbeelden nemen. Ik weet dat er enkele mensen zijn die zullen zeggen: ‘En broeder, hoe zit het dan met deze voorbeelden in de Bijbel, waar Jezus iemand genas en er geen enkele vertoning van hun geloof was.' Ikzelf geloof dat er helemaal geen voorbeelden van zijn. Laten we enkele bekijken die er wel de schijn van hebben.

Eerst een voorval uit Lukas hoofdstuk 7. Dit is een voorval waar Jezus de zoon van een weduwe uit de dood deed opstaan. En veel mensen zullen dit voorbeeld aanhalen uit Lukas hoofdstuk 7 vers 11 en zullen zeggen: ‘wat voor geloof had die man dan? Hij werd uit de dood opgewekt, dus hij kón helemaal geen geloof laten zien.'

Lukas 7: 11 En het geschiedde kort daarna, dat Hij reisde naar een stad, genaamd Naïn. En zijn discipelen reisden met Hem, en een grote schare. 12 Toen Hij dicht bij de stadspoort gekomen was, zie, een dode werd uitgedragen, de enige zoon zijner moeder, die weduwe was, en veel volk uit de stad was bij haar. 13 En toen de Here haar zag, werd Hij met ontferming over haar bewogen en Hij zeide tot haar: Ween niet. 14 En naderbij gekomen raakte Hij de baar aan – de dragers stonden stil – en zei: Jongeling, Ik zeg u, sta op! 15 En de dode ging overeind zitten en begon te spreken, en Hij gaf hem aan zijn moeder.

In de eerste plaats denk ik dat het een misverstand is, dat iemand die gestorven is geen geloof kan hebben, of niets in te brengen zou hebben. Ik heb verschillende mensen gezien en gesproken die uit de dood zijn opgewekt en persoonlijk met hen gesproken. En ik heb vele vele getuigenissen gehoord van mensen die uit de dood zijn teruggeroepen. En in heel veel van die gevallen had God met hen gesproken en gevraagd: ‘Wil je teruggaan?' Of Hij had iets gezegd als: ‘Je móet teruggaan' en moest die persoon een keuze maken. Zij hadden dus nog steeds een keuze.

Ik geloof echt dat iemand een keuze heeft. Alleen maar omdat je gestopt bent met ademhalen in je lichaam betekent niet dat je gestopt bent met leven. Je bent nog steeds levend in het gebied van je ziel. De geest en ziel verlaten het lichaam bij de dood en dat gebied van de ziel is het gedeelte dat de wil en de keuze heeft. En ik geloof daarom dat je die keuze nog steeds hebt. Ik wil daar niet dogmatisch over doen, maar ik weet zeker dat iemand anders ook geen enkele grond heeft om dogmatisch te stellen dat iemand die dood is géén keus meer heeft of geen keuze meer zou hebben om iets te willen. Ik geloof dat ze dat wel degelijk hebben.

In dit voorbeeld waar deze man uit de dood werd opgewekt, was er sprake van een begrafenisstoet. Ze waren onderweg om deze man te begraven. En het was de enige zoon van deze weduwe. In de dagen van de Joden en zelfs tot op de dag van vandaag, bewijzen mensen de laatste eer door middel van huilen en klagen. Hun rouwbeklag toont hun respect, eerbewijs aan de dode. En ze huurden zelfs mensen, betaalden hen geld om te komen en hen te helpen te huilen en te jammeren. Omdat ze dat als een eerbetoon beschouwen.

Er is hier dus sprake van een begrafenisstoet. Deze mensen waren onderweg een dode te begraven en daar komt Jezus opdagen midden in deze begrafenisstoet en zet het alles stil. Als er tegenwoordig zó iets zou plaatsvinden, als u gewoon maar een begrafenisstoet zou tegenhouden en er middenin gaat staan en tegen de mensen zeggen, stop maar met huilen, dan kan ik u garanderen dat er iemand op uw nek springt om u eruit te gooien. Ze zouden u zelfs laten opsluiten of iets doen. Dat hebben ze bij een heleboel andere gelegenheden ook met Jezus geprobeerd. Er is geen enkele aanleiding om te geloven dat ze dat hier niet wilden proberen. Alleen is het wel zo dat Hij naar deze weduwe toeliep en haar vertelde: ‘Ween niet meer'. En ik geloof persoonlijk, en ik denk dat de context van dit verhaal het ook aannemelijk maakt, dat deze vrouw op Hem moet hebben gereageerd. Want zij is degene die het gezag had over deze rouwstoet. Iedereen daar aanwezig, al de mannen die te hulp zouden zijn geschoten stonden te kijken naar haar, hoe zij zou reageren.

Ze móet gewoon positief op Jezus hebben gereageerd. In de eerste plaats moet ze met huilen zijn gestopt. Waarom? Misschien had ze wel eerder over Jezus gehoord en Hem herkend. Misschien was het alleen maar het gezag in Zijn woorden op dat moment. Maar op de één of andere manier heeft God haar hart aangeraakt en wíst zij dat er kracht aanwezig was om die situatie te veranderen. En zij heeft in geloof gereageerd op de Heer Jezus Christus. En Jezus heeft háár geloof gebruikt om in díe situatie in te grijpen.

Ik denk dat dit zelfs de reden was, waarom Hij éérst naar de vrouw toeging en met haar sprak. Waarom zou Hij anders niet gewoon gelijk naar de kist gelopen zijn en die man uit de dood hebben opgewekt? Ik geloof dat Hij het geloof van die vrouw heeft gebruikt. En de Schrift geeft dat ook aan in 1 Korinthiers 7 vers 14 dat de ongelovige man geheiligd is in zijn vrouw en de ongelovige vrouw in haar gelovige echtgenoot, anders zouden immers de kinderen onrein zijn, maar nu zijn zij heilig.

1 Korinthiers 7: 14 Want de ongelovige man is geheiligd in zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd in de broeder. Anders zouden immers uw kinderen onrein zijn, doch nu zijn zij heilig.

En dat vers laat zien, dat uw geloof, het geloof van een ouder, kan werken voor een kind. Misschien niet volledig, maar het is wel degelijk een ingang voor dat kind. U kunt ze dus heiligen door uw geloof.

Jezus sprak dus met deze vrouw en ik geloof dat er wel degelijk sprake was van een reactie uit geloof en ik geloof dat mensen uit de begrafenisstoet zich daaraan onderwierpen, omdat zij zagen dat zíj reageerde, en er was dus wel degelijk een geloofsreactie.

Nu, nogmaals in Markus 6, waar Jezus geen grote tekenen kón doen. Hetzelfde was gebeurd in de stad Naïn als daar geen geloof was geweest. En deze vrouw heeft op Hem gereageerd, zij heeft niet gerebelleerd tegen wat Hij zei, en als gevolg daarvan werd deze jongen uit de dood opgewekt.

Marcus 6:1 En voorbijgaande zag Hij een man, die sedert zijn geboorte blind was. 2 En zijn discipelen vroegen Hem en zeiden: Rabbi, wie heeft gezondigd, deze of zijn ouders, dat hij blind geboren is? 3 Jezus antwoordde: Noch deze heeft gezondigd noch zijn ouders, maar de werken Gods moesten in hem openbaar worden. 4 Wij moeten werken de werken desgenen, die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; er komt een nacht, waarin niemand werken kan. 5 Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht der wereld. 6 Na dit gezegd te hebben, spuwde Hij op de grond en maakte slijk van dit speeksel en Hij legde hem het slijk op de ogen, 7 en zeide tot hem: Ga heen, was u in het badwater Siloam, hetgeen vertaald wordt door: uitgezonden. Hij dan ging heen, wies zich en kwam ziende terug.

Er is nog een voorbeeld hiervan in het 9 e hoofdstuk van het boek Johannes. In dit voorbeeld bediende Jezus genezing aan een man die blindgeboren was. In tegenstelling tot de grote meerderheid van de mensen, kwam deze man niet naar Jezus toe. Jezus en Zijn discipelen liepen door Jeruzalem en kwamen langs deze man. En Jezus' discipelen wezen op deze man en begonnen Hem over deze man vragen te stellen. Deze man liet dus geen enkele respons van geloof zien naar Jezus Zelf. De man zelf heeft Hem zelfs geen enkele vraag gesteld.

Sommige mensen nemen dit daarom als voorbeeld en zeggen: ‘Kijk, dit toont nu dat dit gewoon een soevereine handeling van God was. God heeft het gedaan, onafhankelijk van wat dan ook. Laten we het daarom nader bekijken. De Heer spuugde op de grond, maakte daarmee klei van de grond, en legde dat op de ogen van die man en gaf hem opdracht om naar het badwater van Siloam te gaan, zich te wassen en die man kwam ziende terug. Waarom deed Hij dat? Sommige mensen zeggen: ‘Hoe kunt u nu weten waarom Hij dat deed? God doet soms heel vreemde dingen.' Zij geloven dat er geen logica of reden is voor de dingen die God doet.

In de grote meerderheid van de gevallen sprák Jezus alleen tot de mensen, of legde de handen op, en de mensen waren genezen. Waarom deed Hij met deze man dít? Ik geloof dat er een heel eenvoudige en logische verklaring voor is. En dat is dat deze man nog geen enkele handeling in geloof had gedaan. Hij was niet tot Jezus gekomen, hij had niet om genezing gevraagd, hij had helemaal niets gedaan. Maar de Heer Jezus reikte hem genezing aan en smeerde deze klei op zijn ogen. Die klei had echt helemaal geen bijzondere eigenschappen.

Ik heb ook sommige mensen gehoord die beweren, dát was wat Jezus deed, zij geloven dat in dit voorbeeld duidelijk wordt, dat het toepassen van medicijnen de weg is om genezing te ontvangen. En zij geloven dat God deze klei op de ogen had gedaan en dus bepaalde medicinale eigenschappen moest bezitten. Als dat waar is, dat het op de grond spugen, er klei maken en op de ogen smeren, medicinale eigenschappen zou geven aan de klei, zodat blinde ogen kunnen genezen, waarom doen mensen dat dan niet tegenwoordig?

Er zat echt helemaal geen medicinale kwaliteit in die klei. Wat het deed was die man de gelegenheid geven om in geloof te handelen. Hij moest ruim een halve kilometer dwars door de drukke stad heen lopen om naar het bad van Siloam te lopen en zich te wassen. En die man was echt niet anders dan u en ik. Als die man ongeloof en twijfel had gehad, had hij gedacht, is dít God? Wat doe ik hier eigenlijk, door de straten lopen met modder op mijn ogen, het spuug loopt over mijn gezicht naar beneden, ik veeg het af, ga zitten en weer bedelen.

Maar er was dus wel degelijk sprake van geloof. Als deze man geen geloof had gehad, had hij nooit de moeite genomen om zo'n wandeling te maken. Die man reageerde in geloof. Zijn geloof was misschien niet van het actieve soort dat zich uitstrekt en Jezus vastgrijpt als Hij langskomt en zegt: ‘Heer, genees mij'. Maar zijn geloof was van het passieve soort, dat toen Jezus hem die genezing aanreikte, hij het ontving en erin ging functioneren.

Dit is nóg een voorbeeld. In Handelingen 3.Sommige mensen heb ik dít voorbeeld horen gebruiken van de man die bij de poort van de tempel zat. Die werd gewoon soeverein genezen door God. Deze man vroeg Petrus en Johannes helemaal niet om genezing. Ze gáven het hem gewoon.

Handelingen 3:1 Petrus nu en Johannes gingen op naar de tempel tegen het uur des gebeds, dat is het negende. 2 En een man, die verlamd was van de schoot zijner moeder aan, zodat hij gedragen moest worden, zetten zij dagelijks bij de poort van de tempel, genaamd de Schone, om een aalmoes te vragen van de tempelgangers. 3 Toen deze zag, dat Petrus en Johannes de tempel zouden binnengaan, verzocht hij om een aalmoes. 4 En Petrus zag hem scherp aan, met Johannes, en zeide: Zie naar ons. 5 En hij hield zijn blik op hen gevestigd in de verwachting iets van hen te ontvangen. 6 Maar Petrus zeide: Zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik heb geef ik u; in de naam van Jezus Christus, de Nazoreeër: Wandel! 7 En hij greep hem bij de rechterhand en richtte hem op, en terstond werden zijn voeten en enkels stevig, 8 en hij sprong op en stond en liep heen en weer en hij ging met hen de tempel binnen, lopende en springende en God lovende.

Op de allereerste plaats is er hier sprake van twee fysiek aanwezige mensen, Petrus en Johannes die hún geloof in werking zetten en God heeft hún geloof gebruikt. Maar zélfs bij deze man die bij de tempelpoort genas, ook hij had geloof. Hij reageerde daarmee. En dit blijkt uit het 16 e vers van Handelingen 3 waar Petrus uitlegt wat er precies was gebeurd. ‘16 En op het geloof in zijn naam heeft zijn naam deze, die gij ziet en kent, sterk gemaakt; en het geloof door Hem heeft hem dit volkomen herstel gegeven in u aller tegenwoordigheid.' En Petrus zelf legt hier uit dat er wel degelijk geloof bij betrokken was, en hij brengt óók het geloof van die man naar voren. Hij zegt dat het het geloof van die man is, die hem sterk gemaakt heeft. Er was dus wel degelijk sprake van geloof van de kant van die man.

Staten 77 vertaling: ‘16 En door het geloof in Zijn Naam heeft Zijn Naam deze gesterkt, die gij ziet en kent; en het geloof, dat door Hem is, heeft hem deze volmaakte gezondheid gegeven, in uw aller tegenwoordigheid.'

In wezen wordt hier een proces weergegeven, waar de man gesterkt is in de Naam van Jezus door het geloof in de Naam, en díe sterking in de Naam van Jezus in deze man heeft hem volmaakte gezondheid gegeven. Ongeacht of u nu in staat bent de reactie in geloof te zien, er móet een mate van geloof aanwezig zijn en anders had u deze genezing niet kunnen zien manifesteren.

Laat mij u ook enkele persoonlijke voorvallen vertellen hoe ikzelf deze principes heb leren kennen. Ik diende als usher (zaalwacht) in de bijeenkomsten van Kathryn Kuhlmann toen zij in de regio van Dallas, Fort Worth kwam. Ik heb dat vier of vijf keer gedaan. En zij geven altijd training aan de ushers. En één van de regels die daar golden was, dat nooit iemand het podium op mocht komen om te getuigen van hun genezing als ze het niet aan minstens twee ushers aantoonbaar hadden laten zien. Eerst aan twee ushers en tenslotte ook nog aan de hoofd-usher.

En bij één van de bijeenkomsten waar ik was, was er man met een gebroken been. Hij zat in het gips. Het was geen volledig gips, maar slechts gedeeltelijk gips en dan met verband erom heen. En de eerste genezing die werd afgekondigd was voor een gebroken been. En deze man klom dus het podium op, en ten overstaan van 3000 mensen, getuigde hij dat hij genezen was. Kathryn Kuhlmann liet hem al dat spul van zijn been verwijderen en hij stampte met zijn voet op de grond en rende op het podium heen en weer om te bewijzen dat hij volkomen genezen was. En toen vroeg zij hem: ‘Had u geloof in God voor deze genezing?' En de man zei: ‘Nee, ik geloof zelfs niet eens in dit soort dingen, ik ben zelfs geen Christen. Ik kwam hier helemaal niet naar toe om te genezen. Ik geloof niet eens dat dit soort dingen werkelijk kan. Ik kwam eigenlijk alleen om het belachelijk te maken.' En haar reactie, en de reactie die vele mensen zullen hebben was, dat dit gewoon een soeverein ingrijpen van God was geweest. God had gewoon soeverein besloten deze man te genezen.

Maar in feite is dat niet echt wat er gebeurd was. Er was wel degelijk sprake van een reactie in geloof. Deze man had misschien niet het actieve soort geloof dat zich uitstrekt naar God en er geloof voor uitoefent. Hij had het waarschijnlijk helemaal niet verwacht en er ook niet voor geloofd. Maar Kathryn Kuhlmann was gekomen in de verwachting en het geloof voor wonderen, en zíj was gekomen om haar geloof vrij te zetten. Er was dus wel degelijk geloof aanwezig. En er was ook sprake van geloof bij al de ushers. Er was ook nog geloof van de kant van werkelijk duizenden mensen die daar waren gekomen en die geweldige dingen verwachtten.

Door hún geloof werd dus genezing vrijgezet naar deze man. Het vond niet plaats op basis van zíjn geloof, maar op basis van hún geloof. Maar toen de genezing kwám, reageerde deze man wel degelijk met zíjn geloof. Hij stond namelijk op. Hij had ook kunnen blijven zitten in zijn stoel en zeggen: ‘Mooi niet, ik geloof niet in dit soort dingen, dit kan dus niet op mij slaan.' En hij had daar nog steeds met een gebroken been vandaan kunnen gaan. Maar let op, hij reageerde wel degelijk. Híj stond namelijk op, nam het verband en de spalk weg, en liet het aan minstens twéé mensen zien, vóórdat hij voor duizenden mensen ging staan en er naar handelde.

Als hij er echt niet in had geloofd, had hij echt niet met zijn voet op het podium gestampt en was echt niet heen en weer gaan rennen ten aanschouwen van duizenden mensen. Hij had dus wel degelijk geloof. Niet het actieve soort dat zich uitstrekt en het zich toeeigent, maar toen iemand ánders voor hem ging geloven en hem de genezing aanreikte, nam hij het aan, dus was er wel degelijk een vorm van geloof in werking.

Bij een andere bijeenkomst van Kathryn Kuhlmann in dezelfde regio ben ik ook usher geweest. En in die bijeenkomst hadden wij een vrouw meegenomen, die zes verschillende klachten had. En één van de medewerkers van Kathryn, Maggie, liep door de paden tussen de stoelen heen en weer. En zij had veel van de genezingen uitgeroepen. Zij boog zich voorover, dwars door de rijen heen. Deze vrouw zat zes personen van het pad af, en Maggy richtte zich speciaal tot deze vrouw en zei: ‘De Heer geneest u op dit moment van…' en zij noemde exact ieder probleem op dat deze vrouw had, vanaf het topje van haar hoofd tot de zool van haar voeten.

Ik bedoel, dit was echt wonderbaarlijk en een sterke manifestatie van de gaven van de Geest, en deze vrouw zei: ‘Nee, dat slaat niet op mij.' En Maggy zei: ‘Weet u dat zeker?' En die vrouw bevestigde dat en zei nogmaals:'Nee, dat slaat niet op mij'. Maar wij wisten zeker dat dit wel degelijk op haar sloeg, wij kenden haar, wij wisten precies wat er met haar aan de hand was. Maar weet u, ze ontving dit niet met geloof en ze verliet die bijeenkomst met nog steeds álle klachten die ze had.

Hier zijn dus twee mensen waarvan ik een voorbeeld gaf. Allebei kwamen ze zónder geloof voor genezing. Maar genezing werd aan beiden door het geloof van andere mensen aangereikt. De éne persoon ontving het in geloof en vertrok genezen en wel, en de ander verwierp het, door twijfel en ongeloof en ging ziek weg.

En dat toont aan dat er énige mate van geloof bij betrokken moet zijn. God beweegt echt niet soeverein om te genezen. Met andere woorden, Hij zal nooit genezen en daarmee de soevereiniteit en het gezag doorbreken dat Hij aan ons gedelegeerd heeft. God zal onze vrije wil altijd respecteren.

Als dat niet zo zou zijn, dan verwijs ik weer naar Markus 6 waar Jezus in zijn vaderstad dan wel degelijk wonderen gedaan zou hebben. Maar Hij kón het niet doen, vanwege hun ongeloof. God beweegt dus niet onafhankelijk van ons.

Dit is echt heel belangrijk, omdat heel veel mensen het belang niet hebben ingezien, dat zíj in geloof moeten gaan staan, en in geloof functioneren. Zij zitten daar maar te twijfelen en blijven volharden in ongeloof en zij staan de duivel toe over hen heen te walsen. En dan denken ze, dat als het echt Gods wil was geweest, het nu wel gebeurd was. Dus het moet wel niet Gods wil zijn.

Als de duivel u eenmaal dit kan wijsmaken en u gaat denken dat het wel niet Gods wil voor u zal zijn om te genezen, dan kan ik u garanderen dat u nooit zult genezen. U móet dus Gods wil kennen, en u moet óók begrijpen waarom sommige dingen niet manifesteren. Dat is dus nooit omdat het Gods wil niet zou zijn, maar omdat God dat gezag en die kracht aan ons heeft toevertrouwd. En Gods wil gebeurt gewoon niet automatisch. Hij heeft deze kracht met óns gedeeld. En wíj moeten getrouw zijn om het te gebruiken.

Er was een voorval waarin ik eens aan een man bediening gaf die nog niet was gered. Zijn vrouw was wel gered. Maar hij had wel geluisterd. Hij was naar onze kerkdiensten geweest en hij begon overtuigd te raken. Hij begon ontvankelijk te worden voor de Heer, maar hij was nog niet gered. En wij hadden voor hen gebeden. Ze hadden een huis gekregen, ze hadden echt heel veel wonderen meegemaakt. Wij baden en hij kreeg een baan en hij ging aan het werk. Maar hij had ook maagzweren; hij had een verleden met maagzweren. En vanwege alle stormachtige veranderingen, zijn vrouw die tot bekering kwam en al dat soort dingen, ging zijn maagzweer weer opspelen.

En op een dag was ik het huis aan het schilderen. En deze man en zijn vrouw kwamen naar mij toe en vertelden dat ze hadden ontdekt dat hij weer een maagzweer had. Op zijn werk hadden ze hem naar de dokter gestuurd. En de arts had hem een dieet voorgeschreven van niets anders dan lepels vol vloeibaar spul. Hij kon helemaal geen vast voedsel eten en het zou wel zes weken tot zes maanden duren voordat hij weer aan het werk zou kunnen.

En zijn vrouw was een pasbekeerde en ze hadden nog allerlei financiële problemen. En zij had gezegd: ‘De duivel gaat niets meer van ons roven. Wij gaan bidden en jij gaat genezen en weer aan het werk'.

Ik keek de man dus aan en zei: ‘Gelooft u nu dat God u zal genezen?' Die man was dus niet gered en had echt nog heel wat problematiek. Maar één ding had hij niet, hij ging nergens over huichelen. Hij ging nooit proberen bij iemand een goede indruk te maken, hij zei gewoon wat hij dacht. En hij keek me alleen maar aan. Hij zei helemaal niets. En uit zijn reactie kon ik opmaken, dat hij niet het geloof had dat nodig was om genezing te ontvangen, dat God hem zou genezen van zijn maagzweer.

Máár, hij verwierp het ook niet. Hij wílde wel geloven, maar hij was gewoon nog niet zover dát hij geloofde. Dus stelde ik mijn vraag anders en vroeg hem: ‘Ik zal u het volgende vertellen. Uw vrouw en ik zullen in gebed eenparig bidden. En de Bijbel zegt dat als twee of drie van jullie eenparig iets begeren op aarde, dat God u zal genezen. God zal u genezen, genezing zal in uw lichaam komen. En als het daar eenmaal komt, kunt u het dan aanvaarden en geloven dat u genezen bent? En God geloven dat Hij het deed en dat belijden voor andere mensen?'

En hij knikte met zijn hoofd en zei: ‘Dat kan ik wel doen' Hij wilde dus wel geloven in genezing, maar hij was er niet zeker van dat hij zelf erin kon geloven. Maar wat hij wél kon doen, hij kon het in geloof aanváárden. Wij legden hem dus de handen op en baden voor hem. En in ieder geval, God genas hem wonderbaarlijk. Ik bedoel, God genas hem ogenblikkelijk en zijn pijn was verdwenen. Ik stompte hem zelfs op zijn maag. Hij had dus echt heel erge pijn en plotseling was alle pijn gewoon verdwenen. En hij gelóófde het en hij ging naar huis en hándelde in geloof. Hij bakte een biefstuk en doordrenkte die met peper, en alles wat zijn maag maar op zijn ergst pijn had kunnen doen. Hij ging naar huis en handelde naar zijn geloof. En hij was volkomen genezen van die maagzweer en ging weer aan het werk.

Maar er móest dus een reactie van zijn kant komen. Die man had dus geen actief soort geloof, dat in staat was geweest om zélf zich uit te strekken en genezing te ontvangen. Maar hij had wel een passief soort geloof in de zin van, ja, ik geloof het, als jullie me helpen. En dat hebben we nodig. Wij moeten op zijn minst zó'n manifestatie van geloof hebben. De allerbeste manier om van God te ontvangen is dat u het punt bereikt van die vrouw met bloedvloeiingen, waar u zich uitstrekt en gewoon zelf van God verkrijgt. Dat is waar we naar streven. En dat is ook hoe ons geloof zou móeten zijn. En als we dát doen, zal niets voor ons onmogelijk zijn. Dan zullen wij in íedere situatie kunnen overwinnen.

Maar totdat we zover zijn, heeft God aan de Gemeente de gaven van de Geest gegeven, de gaven van wonderen, de gaven van genezing, mensen die daarin uitstappen, zodat mensen die nog niet in geloof gegroeid zijn, waarbij weinig geloof werkzaam is, geholpen kunnen worden, zij die alleen dit kleine soort geloof, het passieve type kunnen manifesteren. Daardoor kunnen ze het ontvangen als ze maar een of ander soort fysieke manifestatie kunnen zien, als er maar een klein beetje is waarop ze kunnen reageren. Dán kunnen ze het ontvangen.

Maar dat is niet de beste manier. En heel veel mensen zijn nooit verder gekomen dan dit passieve type geloof. Ze zijn nooit toegekomen aan dat sterke actieve soort geloof. En daarom moeten ze maar leven van de ene wonderenbijeenkomst naar de andere. Tot de een of andere persoon met de gaven van de Geest in de stad langskomt. En dat veroorzaakt ook nog eens heel veel verwarring. Want heel veel mensen die zeggen dat ze in genezing geloven ontvangen geen genezing, hoogstens eens in de twee drie jaar, als er iemand langs komt met de gave van genezing die werkzaam is.

En broeders en zusters, dat is niet de manier, waarop God het bedoeld heeft. Wij kunnen wel degelijk groeien en sterk worden in geloof, tot op het punt dat wij íedere keer de overwinning behalen. Maar ik denk dat één van de dingen die werkelijk belangrijk is, om tot dat punt te komen is, begrijpen hoe de soevereiniteit van God in elkaar zit.

Jazeker, God is soeverein, Hij is almachtig, Hij is onafhankelijk. Helemaal niemand kan Hem ook maar iets voorschrijven of opdragen. Niemand kan Hem ook maar iets dwingen of manipuleren om te doen. Maar in Zijn grote liefde heeft God bepaalde dingen al gedáán, en Hij heeft beloofd dat Hij deze dingen nóóit zal schenden, en Hij heeft ons die dingen ook nog geopenbaard.

Hij heeft dat gedaan, omdat Hij van ons houdt en Hij wil dat wij Zijn wil kennen en begrijpen. Maar op het moment dat Hij dat gedaan heeft, heeft Hij tevens een verantwoordelijkheid op onze schouders gelegd om Zijn Woord te gelóven en Zijn beloften te gelóven en de verantwoordelijkheid die Hij daarmee bij ons heeft gelegd ook op te nemen en te gebruiken.

En als wij die niet gebruiken, dan zal exact datgene wat God uit liefde heeft gedaan, dat Hij Zijn kracht met ons heeft gedeeld, een verhindering worden, omdat wij stoppen om die kracht ook te gebruiken. Wij moeten het gebruiken wil het werken. En als het niet werkt, als er dingen zijn, die in uw leven niet lijken te werken, dan komt dat niet omdat God soeverein is en het zo gewild heeft, en omdat God al deze dingen onder controle houdt, maar omdat wij niet hebben aanvaard en gebruiken wat Hij ons heeft gegeven.

Ik geloof daarom dat dit zal helpen. Ik geloof dat dit onderwijs helpt om de soevereiniteit van God uit te leggen, en het zal helpen om uw geloof levend te maken zodat u gaat geloven en ontvangen.

Oorspronkelijke titel: ‘The Sovereignty Of God'

Andrew Wommack: www.awme.net

Naar boven

Naar Bijbelstudie

© Terebinten der Gerechtigheid - Jesaja 61:3