Aan Dr. Wylie's “Geschiedenis van het protestantisme” ontleen ik het volgende: “Men zegt, dat de eerste veldprediking in de Nederlanden plaatsvond op 14 juni 1566 en werd gehouden in de buurt van Gent. De prediker was Herman Modet, die vroeger monnik was geweest, maar toentertijd gereformeerd pastoor van Oudenaarde was.
“Deze man”, zegt een rooms historicus, “was de eerste, die het waagde in de open lucht te preken en bij zijn eerste preek waren 7000 personen tegenwoordig…”
De tweede grote veldprediking vond plaats op 23 juli daarop volgende, waartoe het volk samenkwam op een uitgestrekt weiland in de buurt van Gent. Het “Woord” was schaars in die dagen en het volk, dat vurig begeerde het te horen, had er zich op voorbereid om twee dagen achtereen op het veld te blijven. Hun maatregelen leken meer op die van een leger, dat zijn kamp opsloeg, dan op die van een vreedzame menigte, die was samengekomen tot een eredienst. Rondom de deelnemers lag een muur, die was gevormd door karren en wagens. Bij alle ingangen waren schildwachters geplaatst.
Een ruwe preekstoel was haastig van planken in elkaar getimmerd en boven op een kar gezet. Modet was de prediker en om hem stonden vele duizenden personen te luisteren met hun pieken, bijlen en geweren naast zich, gereed om die te grijpen op een teken van de schildwachten, die rondom de gehele vergadering de wacht hielden. Voor de ingangenstonden stalletjes waarop kooplui verboden boeken aanboden aan iedereen, die ze maar wenste te kopen.
Langs de wegen die naar het land liepen, waren bepaalde personen opgesteld, die tot taak hadden, toevallige voorbijgangers uit te nodigen het kamp binnen te gaan om het Evangelie te horen… Wanneer de diensten waren afgelopen, begaven de menigten zich naar andere streken, waar zij zich op dezelfde wijze legerden en waar zij even lang bleven en zo trokken zij geheel West Vlaanderen door.
Op deze samenkomsten werden altijd de Psalmen van David gezongen, die uit de berijming van Clement Marot en Theodore Beza in het Nederlands waren overgezet. De liederen van de koning van Israel, aangeheven door vijf à tien duizend stemmen en door de wind gedragen over wouden en weiden, konden tot op verre afstand worden gehoord, zodat de ploeger, die zijn voren trok, bleef staan of de reiziger, die op weg was, stilstond en zich verwonderd afvroeg, waar dat gezang vandaan kwam.”Uit: Pastorale adviezen Deel 2 van C.H. Spurgeon (blz 78)
Naar Artikelen